Salomon Kroonenberg (1947) is hoogleraar geologie aan de Technische Universiteit Delft. Hij studeerde en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam, werkte tien
jaar als geoloog in Suriname, Swaziland en Colombia, daarna veertien jaar als
hoogleraar geologie aan de Landbouwuniversiteit Wageningen, totdat hij in 1996
overstapte naar de TU Delft.
Hij was jarenlang columnist van Intermediair, Natuur en
Techniek en Delta, en won in 1999 de NWO-VPRO Nationale Wetenschapsquiz. Een
bundel van zijn columns verscheen in 1996 onder de titel Stop de continenten bij
Lingua Terra Books. In 2006 verscheen zijn boek De menselijke maat - De aarde
over tienduizend jaar bij Uitgeverij Atlas.
De menselijke maat - De aarde over tienduizend jaar
Hoe lang duurt duurzaamheid? Hoe eeuwig zingen de bossen? Wanneer komt de
volgende ijstijd? Kunnen er nog grotere vloedgolven optreden dan die van Tweede
Kerstdag 2004? Het zijn allemaal vragen die ons dwingen ver in de tijd vooruit te
kijken. En niet alleen maar tot het jaar 2100, zoals de meeste klimaatmodellen doen:
dat is de toekomst gemeten met de menselijke maat.
We moeten minstens tot het jaar 10 000 kijken, omdat natuurlijke processen als
klimaatverandering, zeespiegelstijging, aardbevingen en vulkanische erupties in veel
grotere tijdschalen fluctueren. Omdat er over tienduizend jaar nog mensen zullen
leven die de consequenties van onze huidige activiteiten ondervinden. Die misschien
juist blij zijn met het beetje extra broeikasgas dat wij aan de atmosfeer hebben
toegevoegd, want daardoor is de ijstijd waarin zij leven niet zo koud.
In De menselijke maat – De aarde over tienduizend jaar betoogt Salomon
Kroonenberg dat wij ook nu rekening moeten houden met die grotere tijdschalen, met
de maat van de natuur. Het laat zien hoe we een aantal trends uit het geologische
verleden naar de toekomst kunnen doortrekken. Want het spreekt niet vanzelf dat de
toekomst moeilijker te voorspellen is naarmate hij verder weg ligt. We weten niet of
het klimaat in het jaar 2100 warmer zal zijn dan nu, maar we kunnen wel voorspellen
dat na de huidige warme tijd weer een ijstijd komt.
Naast geoloog is Kroonenberg ook columnist en verhalenverteller. Steeds probeert hij
zijn lezers en toehoorders over de horizon van miljoenen jaren te laten kijken, en
levert hij commentaar op beleidsmakers. Milieukwesties en planologische structuren
zet hij in een ander perspectief.
Kroonenberg: ‘Voor ons is de aarde een tuin waarin we schoffelen totdat het is zoals
we willen. Maar de natuur en het milieu zijn niet met een menselijke maat te meten.’
Dat komt ook al omdat de natuur en het milieu van een gebied afhankelijk zijn van
hun plaats op aarde. In de 4,5 miljard jaar die de aarde bestaat, dobberen de
continenten voortdurend rond op het gloeiende hete binnenste van de planeet. Geen
werelddeel blijft waar het is, en verhuist met soms enkele centimeters per jaar van
pool naar evenaar.
In zijn boek De menselijke maat – De aarde over tienduizend jaar pleit geoloog
Kroonenberg juist niet voor de menselijke maat.
Wat een verfrissend geluid! Iemand die zich afvraagt waarom wij ons in het mooie,
rijke Westen hebben ontwikkeld tot van die zorgelijke types. Daar is toch helemaal
geen reden voor? ‘Het klimaat is vrijwel constant, maar toch zijn we bang dat het over
een eeuw een graadje warmer is. De zeespiegel stijgt nauwelijks meer, maar wij doen
of het een levensbedreiging is. Tobbers zijn we geworden, vol schuldgevoel.’
Salomon Kroonenberg, optimist, of zo u wilt, scepticus ten opzichte van de milieudoemdenkers,
is van mening dat we een beetje kortzichtig zijn, dat we een aantal
zorgwekkende trends, zoals de opwarming van het klimaat, maar één kant op zien
gaan. Ja, logisch – als je tenminste niet verder kijkt dan het jaar 2100, zoals men in
de aanhoudende stroom kritische milieu- en klimaatpublicaties pleegt te doen. Maar
Kroonenberg wil liever 10.000 jaar vooruitblikken, al was het maar omdat dat soort
(zorgelijke) trends dan van richting veranderd zijn; dan zijn we namelijk op weg naar
de volgende ijstijd. In het perspectief van zo’n langjarige cyclus zijn wellicht ook
andere beslissingen voor de korte termijn nodig. ‘Misschien,’ schrijft hij lichtelijk
provocerend, ‘zijn de mensen over vierhonderd generaties wel blij met al het
koolzuurgas dat wij nu in de atmosfeer brengen: dan is de herfst niet zo koud.’
Kroonenberg beseft overigens heel goed dat het voor de meeste mensen lastig is om
zover vooruit te kijken, en dat heeft alles te maken met de verschillende manieren
waarop de aardse processen in de tijd werken. Als de drie verschijningsvormen van
de tijd (tevens een belangrijk fundament voor z’n boek) onderscheidt hij: de tijd als
stroom (de onomkeerbare opeenvolging van gebeurtenissen, de voortschrijdende
tijd), de tijd als golf (dag en nacht, zomer en winter, ijstijd en warme tijd; ze hebben
allemaal te maken met een cyclus) en de tijd als puls (een ordeloze opeenvolging van
plotselinge pulsen energie, zoals aardbevingen, overstromingen, uitstervingen en
andere catastrofes zonder richting, doel of regelmaat). Deze ‘stromen, golven en
pulsen van minieme tot immense tijdschalen spelen samen een magistraal
muziekstuk. De mens speelt daarvan slechts een enkele driekwartsmaat. De
menselijke maat.’
Wie op zo’n manier in de toekomst schouwt, wordt niet gauw een doemdenker. Die
waarschuwt niet voortdurend voor de Apocalyps en het einde van de mensheid. ‘Er
zijn er al genoeg die dat doen, en naar de geschiedenis leert, gewoonlijk ten
onrechte. Integendeel, ik wil juist betogen dat de mens zich heel goed kan aanpassen
aan warmere of koudere klimaten, of hogere of lagere zeespiegels. (...) Misschien
moeten we juist nadenken over wat we gaan doen als de zeespiegel straks weer
daalt. Het duurt geen tienduizend jaar voor het weer zover is.’ Aldus besluit hij
hoofdstuk 1.
Uit: VPRO gids, door Kees Sluys
|
|